15 chemie -quiz vragen en antwoorden

1. Vraag: Wat is het atoomnummer van zuurstof?
A) 6
B) 8
C) 12
D) 16
Antwoord: B
Uitleg: Het atoomnummer van zuurstof is 8, wat het aantal protonen in de kern van het atoom aangeeft.

2. Vraag: Welk element heeft het symbool Na?
A) Neon
B) Natrium
C) Nikkel
D) Stikstof
Antwoord: B
Uitleg: Na is het chemische symbool voor natrium, een alkalimetaal in de periodieke tafel.

3. Vraag: Wat is de chemische formule voor water?
A) CO2
B) H2O
C) O2
D) NaCl
Antwoord: B
Uitleg: Water bestaat uit twee waterstofatomen en één zuurstofatoom, wat de formule H2O vormt.

4. Vraag: Welke binding treedt op tussen twee niet-metalen?
A) Ionische binding
B) Covalente binding
C) Metallische binding
D) Waterstofbinding
Antwoord: B
Uitleg: Tussen twee niet-metalen vormt zich een covalente binding door deling van elektronen.

5. Vraag: Wat is de pH-waarde van een zuur?
A) Boven 7
B) Exact 7
C) Onder 7
D) Tussen 7 en 14
Antwoord: C
Uitleg: Een zuur heeft een pH-waarde onder 7, wat aangeeft dat het meer waterstofionen bevat.

6. Vraag: Welke gaswet beschrijft de relatie tussen volume en temperatuur bij constante druk?
A) Boyle’s wet
B) Charles’ wet
C) Avogadro’s wet
D) Dalton’s wet
Antwoord: B
Uitleg: Charles’ wet stelt dat het volume van een gas evenredig is met de absolute temperatuur bij constante druk.

7. Vraag: Wat is de moleculaire massa van CO2?
A) 28 g/mol
B) 32 g/mol
C) 44 g/mol
D) 58 g/mol
Antwoord: C
Uitleg: CO2 bestaat uit één koolstofatoom (12 g/mol) en twee zuurstofatomen (16 g/mol x 2), wat 44 g/mol oplevert.

8. Vraag: Welke stof is een alkalimetaal?
A) Chloor
B) IJzer
C) Kalium
D) Zilver
Antwoord: C
Uitleg: Kalium behoort tot de alkalimetalen in groep 1 van de periodieke tafel en is zeer reactief.

9. Vraag: Wat gebeurt er bij een exotherme reactie?
A) Er wordt warmte opgenomen
B) Er wordt warmte afgegeven
C) Er is geen warmteverandering
D) De temperatuur daalt
Antwoord: B
Uitleg: In een exotherme reactie wordt energie, meestal in de vorm van warmte, vrijgegeven.

10. Vraag: Welke eenheid wordt gebruikt voor de concentratie in mol per liter?
A) Gram per liter
B) Molaliteit
C) Molariteit
D) Percentage
Antwoord: C
Uitleg: Molariteit meet de concentratie als aantal mol opgeloste stof per liter oplossing.

11. Vraag: Wat is de elektronenconfiguratie van koolstof?
A) 1s2 2s2 2p4
B) 1s2 2s2 2p2
C) 1s2 2s2 2p6
D) 1s1 2s2 2p3
Antwoord: B
Uitleg: Koolstof heeft 6 elektronen, met de configuratie 1s2 2s2 2p2.

12. Vraag: Welke reactie is een neutralisatie?
A) Zuur + Base → Zout + Water
B) Metaal + Zuur → Zout + Waterstof
C) Verbranding van koolstof
D) Oxidatie van ijzer
Antwoord: A
Uitleg: Een neutralisatie is een reactie tussen een zuur en een base die zout en water produceert.

13. Vraag: Wat is de aggregatietoestand van stikstof bij kamertemperatuur?
A) Vloeistof
B) Vaste stof
C) Gas
D) Plasma
Antwoord: C
Uitleg: Stikstof is een gas bij kamertemperatuur, met een kookpunt van -196°C.

14. Vraag: Welke wet beschrijft de verhouding van atomen in een chemische verbinding?
A) Wet van behoud van massa
B) Wet van constante samenstelling
C) Wet van multipele proporties
D) Avogadro’s wet
Antwoord: B
Uitleg: De wet van constante samenstelling stelt dat een chemische verbinding altijd dezelfde elementverhouding heeft.

15. Vraag: Wat is de rol van een katalysator in een chemische reactie?
A) Het verandert de evenwichtsconstante
B) Het versnelt de reactie zonder zelf te verbruiken
C) Het verhoogt de activatie-energie
D) Het stopt de reactie
Antwoord: B
Uitleg: Een katalysator verlaagt de activatie-energie en versnelt de reactie zonder permanent te veranderen.