15 Financiële kennisquiz vragen en antwoorden

1. Vraag: Wat is de definitie van ‘rente’ in de financiële wereld?
A) Het bedrag dat je betaalt voor het lenen van geld.
B) Het totale kapitaal in een bedrijf.
C) De waarde van aandelen op de beurs.
D) Een vorm van belasting op inkomen.
Juiste antwoord: A
Uitleg: Rente is de kostprijs voor het lenen van geld, zoals bij leningen of spaarrekeningen, en het weerspiegelt de tijdwaarde van geld.

2. Vraag: Welke van de volgende is een voorbeeld van een vaste kost in een huishoudbudget?
A) Eten kopen in de supermarkt.
B) Huur van een woning.
C) Uit eten gaan.
D) Cadeaus kopen.
Juiste antwoord: B
Uitleg: Vaste kosten, zoals huur, blijven constant en moeten elke maand betaald worden, in tegenstelling tot variabele kosten.

3. Vraag: Wat betekent ‘diversificatie’ in beleggen?
A) Alle geld in één aandeel stoppen.
B) Geld verspreiden over verschillende investeringen om risico te verminderen.
C) Alleen in veilige obligaties investeren.
D) Snelle verkoop van aandelen voor winst.
Juiste antwoord: B
Uitleg: Diversificatie helpt risico’s te spreiden door investeringen in verschillende activa, waardoor het verlies in één gebied beperkt wordt.

4. Vraag: Welke factor beïnvloedt de waarde van een valuta op de wisselkoersmarkt?
A) Het weer in een land.
B) De rentevoeten van een centrale bank.
C) De kleur van bankbiljetten.
D) Het aantal vakantiebestemmingen.
Juiste antwoord: B
Uitleg: Rentevoeten beïnvloeden de aantrekkingskracht van een valuta voor investeerders, wat de wisselkoersen kan doen stijgen of dalen.

5. Vraag: Wat is ‘compound interest’ en hoe werkt het?
A) Rente die alleen op het initiële bedrag wordt berekend.
B) Rente die op het oorspronkelijke bedrag plus op de opgebouwde rente wordt toegepast.
C) Rente die negatief is en geld kost.
D) Rente die alleen jaarlijks wordt uitbetaald.
Juiste antwoord: B
Uitleg: Compound interest, of samengestelde rente, zorgt voor exponentiële groei omdat het de rente op rente berekent, wat langetermijnsparen boost.

6. Vraag: Welke van de volgende is een kenmerk van een ‘aandeel’?
A) Het is een lening aan de overheid.
B) Het vertegenwoordigt een deel van het eigendom in een bedrijf.
C) Het is altijd risicovrij.
D) Het betaalt vaste rente.
Juiste antwoord: B
Uitleg: Aandelen geven de houder een aandeel in de winst en risico’s van een bedrijf, in tegenstelling tot obligaties die vaste rente betalen.

7. Vraag: Wat is inflatie?
A) Een daling van de prijzen van goederen.
B) Een stijging van de algemene prijsniveaus over tijd.
C) Een toename van werkloosheid.
D) Een verlaging van de rentevoeten.
Juiste antwoord: B
Uitleg: Inflatie erodeert de koopkracht van geld, wat betekent dat hetzelfde bedrag minder goederen kan kopen na verloop van tijd.

8. Vraag: Waarom is een noodfonds belangrijk in persoonlijke financiën?
A) Om luxegoederen te kopen.
B) Om onverwachte uitgaven, zoals medische kosten, te dekken.
C) Om te investeren in aandelen.
D) Om schulden te vermijden.
Juiste antwoord: B
Uitleg: Een noodfonds biedt financiële veiligheid en voorkomt dat je in de schulden belandt bij onverwachte gebeurtenissen.

9. Vraag: Wat is het verschil tussen ‘aandelen’ en ‘obligaties’?
A) Aandelen betalen vaste rente, obligaties niet.
B) Obligaties zijn aandelen van de overheid.
C) Aandelen geven eigendom in een bedrijf, obligaties zijn leningen.
D) Beide zijn hetzelfde.
Juiste antwoord: C
Uitleg: Obligaties zijn schuldbewijzen waarbij de houder rente ontvangt, terwijl aandelen aandelen in de winst en risico’s van een bedrijf vertegenwoordigen.

10. Vraag: Welke van de volgende is een vorm van passief inkomen?
A) Een fulltime baan.
B) Huurinkomsten van een verhuurd eigendom.
C) Dagelijks overwerk.
D) Freelance werk.
Juiste antwoord: B
Uitleg: Passief inkomen, zoals huur, vereist minimale dagelijkse inspanning en kan doorgaan zonder actieve betrokkenheid.

11. Vraag: Wat is ‘liquiditeit’ in financiën?
A) De totale waarde van activa.
B) De mate waarin activa snel in contant geld kunnen worden omgezet.
C) De rente op een lening.
D) De inflatiegraad.
Juiste antwoord: B
Uitleg: Liquiditeit meet hoe gemakkelijk je activa, zoals cash of aandelen, kunt verkopen zonder veel verlies.

12. Vraag: Hoe beïnvloedt een hoger risico het rendement van een investering?
A) Het vermindert het rendement.
B) Het kan leiden tot hoger rendement, maar met meer onzekerheid.
C) Het heeft geen effect.
D) Het verlaagt de liquiditeit.
Juiste antwoord: B
Uitleg: Volgens het risico-rendementsprincipe bieden investeringen met hoger risico potentieel hoger rendement om de extra onzekerheid te compenseren.

13. Vraag: Wat is een ‘budget’?
A) Een plan om geld uit te geven aan vakantie.
B) Een gedetailleerd plan voor inkomsten en uitgaven.
C) Een lening van de bank.
D) Een investering in aandelen.
Juiste antwoord: B
Uitleg: Een budget helpt bij het beheren van financiën door verwachte inkomsten en uitgaven te vergelijken en aan te passen.

14. Vraag: Welke belasting is gerelateerd aan inkomsten?
A) BTW (belasting op toegevoegde waarde).
B) Inkomstenbelasting.
C) Vermogensbelasting.
D) Successierecht.
Juiste antwoord: B
Uitleg: Inkomstenbelasting wordt geheven op het inkomen van individuen of bedrijven, gebaseerd op verdiende bedragen.

15. Vraag: Wat is ‘pensioenplanning’?
A) Plannen voor een vakantie na pensionering.
B) Het opbouwen van spaargeld voor inkomsten na stoppen met werken.
C) Investeren in vastgoed.
D) Het betalen van schulden.
Juiste antwoord: B
Uitleg: Pensioenplanning omvat het sparen en investeren om voldoende inkomsten te hebben tijdens de pensioenjaren, rekening houdend met inflatie en levensverwachting.